Direct na de bevalling wordt je baby op je buik of borst gelegd. Door dit huid op huid contact worden de hartslag en ademhaling van je baby rustig.
Terwijl je op adem komt en voor het eerst je baby vasthoudt wordt je baby afgedroogd en er worden warme doeken over jullie heen gelegd zodat jullie goed warm blijven.
De verloskundige die de geboorte heeft begeleid houdt je baby goed in de gaten en geeft een Apgar score als de baby 1, 5 en 10 minuten oud is.
Als de hartslag van de baby niet meer te voelen is in de navelstreng, kan de placenta geboren worden. Meestal gebeurt dit binnen 30 minuten. Je voelt wat lichte weeën en je moet een beetje meepersen. Soms drukt de verloskundige een beetje mee op je buik.
De verloskundige of de kraamverzorgende controleert of je baarmoeder goed is samengetrokken om veel bloedverlies te voorkomen. We moeten hiervoor druk op je buik uitoefenen om te voelen of je baarmoeder voldoende hard is. In het eerste uur controleren we dit een paar keer. Dit kan onprettig aanvoelen.
Je baby kan binnen 60 minuten aan de borst worden gelegd. De verloskundige of kraamverzorgende kan je hierbij helpen.
We controleren of er gehecht moet worden terwijl jij fijn met je baby knuffelt. Als het nodig is wordt je ter plekke gehecht. Heel soms is dit niet mogelijk, bijvoorbeeld wanneer ook je anus of je darmslijmvlies gescheurd is (een ‘totaalruptuur’). In dat geval moet je alsnog naar het ziekenhuis om daar gehecht te worden door de gynaecoloog.
De baby wordt door de verloskundige (of op medische indicatie door de kinderarts) nagekeken. Hierbij wordt de hartslag, ademhaling, spierspanning en reflexen van de baby controleren.
De verloskundige maakt een verslag van de bevalling, dan worden de ouders en de baby even alleen gelaten om tot rust te komen.
De kraamvrouw moet wat eten en drinken (beschuit met muisjes), om daarna te mogen douchen.
Één à twee uur na de bevalling gaat de verloskundige weer weg. Ben je in het ziekenhuis bevallen dan mogen jullie naar huis.